Spring naar de content

“Ach, nee joh. Neem lekker de restjes mee!”, zei Rosa tegen haar vrienden bij de voordeur aan de Haagse Leyweg. Na een gezellig diner met eten in overvloed, duwde ze een kartonnen doos met restjes in de handen van Tijmen en Anjalika. Dat Tijmen onderweg al was begonnen met snacken en de ‘doggy bag’ tegen een afvalpunt slingerde, bleek later, toen vriendlief Anouar een prent van €200,- ontving van de gemeente. De gemeente had namelijk de adresgegevens van Anouar op het doosje gevonden en de boete voor onrechtmatig weggegooid afval belandde hiermee op zijn deurmat.

Introductie

In november 2020 lanceerde de Haagse Wethouder Bredemeijer het actieplan Schone stad 2021-2022, met daarin het voorstel om de boete voor ‘afvaldumpers’ te verhogen van €126,- naar €200,-. De wethouder wilde hiermee afvaloverlast daadkrachtig aanpakken. In gesprek met Gemeente.nu geeft hij aan dat een selecte groep stadsbewoners verantwoordelijk is voor de dalende leefbaarheid op straat: “omdat viespeuken steeds weer niet hun afval netjes opruimen in een prullenbak of een ondergrondse afvalcontainer. Het voelt als dweilen met de kraan open. Wie niet horen wil, moet maar voelen.”

Van sectoraal werken naar een integrale aanpak

Het is geen onlogische gedachte. Er dient zich een maatschappelijk probleem aan doordat mensen hun afval niet goed opruimen. De gemeente draagt hiervoor een oplossing aan: het verhogen van een boeteregeling op basis van adresgegevens. Echter, een boete richt zich vooral op het symptoom, afval aan het einde van de keten. In de oplossing – een boete  ̶  zit nog geen aanpak besloten om onderliggende oorzaken aan te pakken. Is afval dumpen een gevolg van taalachterstand, gebrek aan eigenaarschap over de leefomgeving, onwetendheid of gebrek aan afvalpunten? Of in het geval van Anouar zelfs willekeur, of noem het een slechte vriend. Iedere oorzaak vraagt om een andere oplossing.

Om te voorkomen dat een interventie onvolledig is, of zelfs een schijnoplossing blijkt te zijn, zien wij in ons werk daarom steeds meer een verschuiving binnen overheidsinstanties van sectorale naar integrale oplossingen. En werken we steeds meer samen tussen lagen, met professionele sectoren en direct met burgerinitiatieven. Uitgangspunt is dat een opgave alleen effectief aangepakt kan worden wanneer de relevante partijen aan tafel zitten. We willen in dit praktijkverhaal graag stilstaan bij een bijzonder initiatief dat vooroploopt in deze transitie: de aanpak Leefbaarheid en Veiligheid, een integrale samenwerking waar Ministeries, lokale overheden, brancheorganisaties en andere professionals elkaar ontmoeten aan één tafel: specifiek ligt de nadruk op de verfrissende doorbraaktafelmethodiek, die inspeelt op het institutioneel leren en de ontschotting van (rijks)beleid.

Leefbaarheid en veiligheid onder druk

Waar de algehele leefbaarheid in Nederland verbetert, is er een omgekeerde beweging in sommige wijken en stedelijke vernieuwingsgebieden, geeft Bert van Delden, plaatsvervangend directeur-generaal ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, aan in een interview met Platform31. Eén miljoen Nederlanders woont in die gebieden en dreigt de komende jaren de aansluiting met de maatschappij te verliezen. Ze hebben weinig zicht op scholing, werk en inkomen. Daarbij hebben ze weinig perspectief, voelen zich vaak slecht geholpen door de instanties en verliezen het vertrouwen in de overheid. In samenspraak met burgemeesters van grootstedelijke gebieden zijn 16 stedelijke vernieuwingsgebieden aangewezen waar meer rijksbetrokkenheid noodzakelijk is. Bert van Delden vervolgt “Vanuit departementen in Den Haag wordt vooral generiek beleid gemaakt dat thematisch is ingestoken, zoals zorg of onderwijs, of is gericht op bepaalde doelgroepen.” Het ontbreekt aan gebiedsgericht beleid vanuit het Rijk en het bestaande sectorale (rijks)beleid is niet voldoende om de neerwaartse ontwikkelingen in een aantal gebieden te keren.

In navolging van de succesvolle aanpak in Rotterdam-Zuid, stuurde het Ministerie van Binnenlandse Zaken daarom aan op een nieuwe Rijksbenadering van wijkgericht werken ten behoeve van de leefbaarheid en veiligheid. De benadering is integraal, vanuit burgers geredeneerd, gebiedsspecifiek en langjarig. Het focust op continu leren en cross-sectorale samenwerking. Een unieke interventie in de aanpak zijn doorbraaktafels waar de verschillende sectoren, overheidslagen en initiatiefnemers elkaar ontmoeten rondom een gedeelde opgave. Waar er al veel wordt geëxperimenteerd op gemeentelijk niveau met omgevings- en initiatieftafels om relevante stakeholders te betrekken in besluitvorming, is de doorbraaktafel uniek in haar voorwaarde dat ook de Rijksoverheid aanschuift. Zeker op het gebied van wet- en regelgeving is samenwerking tussen lokaal en nationaal essentieel en vaak slagvaardiger.

Doorbraaktafels: samen voor een opgave

In ieder stedelijk vernieuwingsgebied wordt opgave- en gebiedsgericht werken aangejaagd. De aard van problemen ligt, volgens Bert van Delden, veelal “op het grensvlak (…) van onderwijs, arbeid, armoede, veiligheid, wonen en gezondheid. Zowel gemeentelijk beleid als wet- en regelgeving is verkokerd en sectoraal georganiseerd. De burger heeft er juist baat bij dat zaken op elkaar aansluiten. We werken daarom interbestuurlijk met gemeenten aan doorbraken.” Die interventies worden gerealiseerd aan “doorbraaktafels”. Onder leiding van een burgemeester komen zowel lokale als nationale overheden (verticaal) samen met vertegenwoordigers van verschillende sectoren (horizontaal), zoals scholengemeenschappen, woningcorporaties, zorginstanties en de politie.

Aan de tafel worden urgente problemen, aanpakken en initiatieven besproken en wordt onderzocht wat aanvullend nodig is om van een geïsoleerde interventie naar een systeemdoorbraak te komen. De samenkomst van verschillende sectoren zorgt voor een verrijking in de aanpak. Een probleem blijkt soms slechts een tipje van de ijsberg te zijn en samenhang te kennen met andere problematiek. De aanwezigheid van verschillende overheidslagen zorgt ervoor dat vroegtijdig kan worden geconstateerd of nationale wetgeving lokale oplossingen in de weg staat. De doorbraaktafel kenmerkt zich door een beweeglijke organisatiestructuur onder leiding van een onafhankelijke aanjager. En met succes. In de 16 stedelijke vernieuwingsgebieden zijn inmiddels overal tafels opgezet en doorbraken geïnitieerd.

Zo is bijvoorbeeld in de gemeente Zaanstad gekeken naar kwaliteit van huisvesting in een aantal kwetsbare wijken vanuit een gebiedsgerichte visie. In plaats van een sectorale focus waarin verduurzaming, huisvesting en ondermijning vaak gescheiden oplossingen krijgen, is vanuit het Volkshuisvestingsfonds van het Ministerie van Binnenlandse Zaken 43 miljoen euro vrijgemaakt om “veiligheid, de leefbaarheid en de kwaliteit van de bestaande woningen in kwetsbare wijken te verbeteren.” De Zaanse Wethouder Mutluer licht verder toe hoe de investering in het verduurzamen van 850 woningen een breder doel heeft: “Een duurzamere woning betekent namelijk lagere woonlasten. En een groenere omgeving biedt meer kwaliteit van leven. Daarnaast draagt inzet op handhaving tegen woonfraude bij aan de veiligheid. Volkshuisvesting gaat namelijk niet alleen om stenen, maar vooral om maatschappelijke meerwaarde voor alle bewoners, jong en oud.”

De doorbraaktafel biedt de kans om de inbedding van problematiek in meerdere sectoren in kaart te brengen. Deze aanpak betekent hiermee ook een veranderende rol voor de Rijksinzet. Daarvan is Rijksambtenaar Bert van Delden zich bewust: “Het afgelopen decennium overheerste de gedachte dat de Rijkoverheid zich vooral moest richten op het ontwikkelen van generiek beleid en het verdelen van geld, en niet zozeer op de ontwikkeling van specifieke gebieden.” Hij concludeert dat in de vernieuwde aanpak eerder sprake is van een partnerschap en dat het Rijk als een gelijkwaardige partij aan de doorbraaktafels moet leren plaats te nemen. Hiermee doet het Rijk enerzijds een stap richting de leefwereld van de wijk, maar vooral onderstreept het dat de problematiek op wijkniveau ook van Rijksbelang is. Rijksambtenaar Andy Clijnk, die de lessen van de aanpak breder onder gemeenten verspreid, geeft aan dat de nieuwe rol en houding van het Rijk een lerende houding is en nog oefenen vraagt.

Wat leert BINT hiervan?

De doorbraaktafelmethodiek om het Rijk én de Wijk samen te brengen kent een aantal uitdagingen. Hoe zorg je dat een omvangrijk en integraal overleg niet verzandt in overmatig en langs elkaar heen praten? Hoe varieert het Rijk in haar rollen als gelijkwaardig partner en geldschieter? Hoe integreer je gebiedsgericht werken in de interne processen? En hoe spreek je dezelfde taal wanneer verschillende werelden elkaar aan tafel ontmoeten?

Een productieve samenwerking begint bij het erkennen van elkaars verschillen. De samenwerking met gelijkgestemde partijen en personen gaat weliswaar gemakkelijker en sneller, alleen is de zoekruimte beperkter. Juist daarom is samenwerken niet ondanks, maar dankzij de verschillen succesvol. Zeker wanneer het gaat om samenwerking tussen verschillende partijen op verschillende schaalniveaus. We geven graag vier lessen mee die centraal staan in de vernieuwende aanpak van leefbaarheid en veiligheid:

  1. Je weet niet, wat je niet weet: een oplossing die is aangedragen vanuit één koker is vaak onvolledig. Wil je een complexe opgave oplossen heb je meerdere perspectieven nodig om het probleem te kaderen en een effectieve oplossing aan te dragen. De afvaldienst in Den Haag ontbeert wellicht kennis van de sociale dynamiek in een wijk die scholengemeenschappen kunnen toevoegen in het vinden van een oplossing
  2. De wijk is van Rijksbelang: Na 50 jaar wijkaanpak, zijn gedeelde doorbraken nodig. Doorbraken waarin ook het Rijk plaatsneemt. Als je doet wat je altijd deed, krijg je wat je kreeg. Juist nu is het zaak om de weerbarstige opgaven in de wijk niet met reflexen aan te pakken, maar te kijken wat nieuwe vormen en manieren van samenwerken kunnen bieden.
  3. Formeel en informeel: Op Rijksniveau is de formele manier van samenwerken sterk geprofessionaliseerd met stuurgroepen, afstemmingsoverleggen, nota’s, memo’s, annotaties, formats en plannen. Informele manieren van samenwerking met de lokale overheden en andere partijen zijn nog iets minder gebruikelijk. Zeker voor weerbarstige opgaven zijn zowelformele als informele manieren nodig en moeten beide elkaar niet beperken (zoals nu vaak gebeurt) maar juist versterken. Een doorbraaktafel kan ook een ontbijt zijn in buurthuis, het kan ook samen schetsen zijn in plaats van praten en de deelnemers kunnen ook de niet formele aanspreekpunten, maar de mensen met een groot netwerk of een bijzondere ervaring.
  4. Laat spanning bestaan: het doel van de doorbraaktafel is niet om verschillen te verkleinen, maar verschillen te benutten. Uiteenlopende mandaten, verschillende kennisgebieden, andere belangen. Die verschillen leiden tot spanningen. De behoefte om spanningen en verschillen weg te nemen is menselijk, maar neemt dan ook gelijk de innovatie en creativiteit weg die nodig is om doorbraken te realiseren.

Bronnen

https://www.gemeente.nu/ruimte-milieu/boetes-voor-afval-dumpen-fors-hoger-in-den-haag/
https://www.platform31.nl/nieuws/domeindoorbrekend-werken-aan-leefbaarheid-en-veiligheid
https://www.zaanstad.nl/mozard/!suite05.scherm1070?mNwb=26303&mNwc=1&mArc=0

Samenwerken aan actuele opgaven zoals eenzaamheid, de opvang van vluchtelingen, overgewicht of het hoge energieverbruik is samenwerken met veel partijen en sectoren. Alles lijkt dan met elkaar samen te hangen. Om niet te verzanden in de veelheid van al die relaties, helpt het om het schaalniveau kleiner te maken. De schaal van de wijk is klein genoeg om tastbaar te zijn en groot genoeg om een verschil te maken.

Dit wordt ook wel wijkgericht werken genoemd. Elke organisatie pakt dit weer anders aan, maar centraal staat de verbinding tussen de leefwereld van bewoners en de systeemwereld van professionals. Want sectorale interventies vanuit de ‘systeemwereld’ (van gemeenten, corporaties, welzijnsinstellingen, et cetera) sluiten niet altijd aan op de behoeften van bewoners. Door wijkgericht te werken worden wijkopgaven integraal en als totaalpakket opgepakt. Zo kunnen (gemeentelijke) organisaties dichter bij de beleving van bewoners komen.

Wijkgericht werken kan echter op heel veel manieren. Steeds vaker worden er specifieke functies gecreëerd als wijkadviseurs, winkelstraatmanagers of buurtregisseurs. Deze professionals werken als grenswerker tussen de eigen organisatie en de wijk of buurt. Maar ook worden soms wijkwethouders aangesteld, wijkagenda’s en buurtbegrotingen gemaakt of sterk ingezet op burgerparticipatie. Een passende organisatievorm is vaak zoeken en de meeste organisaties moeten zelf het wiel opnieuw uitvinden. Dit komt ook omdat de mogelijke organisatievormen nog weinig in beeld zijn gebracht.

In deze publicatie van Platform31 worden daarom vijf profielen van wijkgericht werken uitgelicht. Aan de basis van deze profielen staat een schuifoefening die samen met het Landelijk Platform Buurt- en Wijkgericht Werken (LPB) is ontwikkeld. De oefening maakt aan de hand van een vijftal schuiven inzichtelijk hoe (gemeentelijke) organisaties hun wijkgericht werken hebben ingericht. Hierdoor ontstaat inzicht in de verschillende smaken van het wijkgericht werken en de keuzes die in de inrichting van de organisatie gemaakt kunnen worden.

Elk profiel heeft eigen kenmerken én een eigen opdracht aan de grenswerker in de wijk, die ook in de publicatie wordt besproken. Merlijn van Hulst en Martine de Jong reflecteren op de vijf profielen en plaatsen ze in een breder, bestuurskundig perspectief. Samengevat, helpt de publicatie om toe te werken naar een organisatie waarin een balans is tussen lange termijn doelen en dagelijkse behoeften, tussen domein specifieke ambities en integrale opgaven en tussen de uitgangspunten van de systeemwereld en de bewonersbehoeften in de leefwereld.

© 2025 - BINT de verbindingsdienst
K.v.K. nr. 62378708